Vanaf aanslagjaar 2019 (inkomsten 2018) kan een zelfstandige met winsten in principe de keuze hebben tussen werkelijke of forfaitaire beroepskosten.
Tot hiertoe bestond er alleen een beroepskostenforfait voor baten en voor bezoldigingen van loontrekkenden, bedrijfsleiders en meewerkende echtgenoten. Vanaf aanslagjaar 2019 kan het forfait ook worden toegepast op winsten van handelaars, nijveraars en landbouwers wanneer zij ervoor kiezen om hun kosten niet te bewijzen of wanneer het forfait hoger is dan de werkelijke beroepskosten.
Het beroepskostenforfait is gelijk aan dit van de werknemers. Dit wil zeggen dat het 30% bedraagt van de bruto-inkomsten, met een maximum van 4.720 euro voor aanslagjaar 2019. De bruto-inkomsten worden echter wel eerst verminderd met de aankoopprijs van de verkochte handelsgoederen en met de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen en VAPZ-bijdragen.
Moet een zelfstandige met winsten nu stoppen met het bijhouden van bewijsstukken? Neen. Een zelfstandige heeft, net zoals dit gaat bij werknemers, in elk geval recht op het hoogste bedrag aan beroepskosten. Dus enkel wanneer de werkelijke beroepskosten lager zijn dan het forfait, zal dit voordelig kunnen zijn. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een kleine onderneming, een bijberoep of een opstart van een activiteit op het einde van het jaar.